Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Van stal gehaald: Grrrom! van depot tot tentoonstelling

In de tentoonstelling Grrrom! in het Groninger Museum staat het dier in de kunst centraal: bezoekers kunnen zich vergapen aan allerlei koeien, honden, olifanten, duiven en andere (fantasie)beesten. Bijna alle dieren zijn afkomstig uit het depot van het museum – op één bruikleen na. Maar hoe werkt dat eigenlijk, een tentoonstelling organiseren uit de vaste collectie? Kunstspot besloot het voor je uit te zoeken en sprak met Julia Dijkstra (1990), Beringer Hazewinkel conservator in opleiding bij het Groninger Museum en een van de samenstellers van Grrrom!

Het Groninger Museum laat regelmatig een deel van de vaste collectie zien in een thematische tentoonstelling. Wat is de eerste stap in zo’n proces?

Meestal gaat het zo dat tijdens vergaderingen over de jaarprogrammering alle conservatoren een onderwerp kunnen aandragen voor een tentoonstelling. Er wordt dan bijvoorbeeld gekeken hoe er een tentoonstelling uit de eigen collectie samengesteld kan worden die aansluit op de hoofdtentoonstelling die is geprogrammeerd. Tijdens de tentoonstelling De Romantiek in het Noorden – van Friedrich tot Turner (2017-18) hadden we bijvoorbeeld Ook Romantiek, met modern en hedendaags werk uit de eigen collectie. Bij Grrrom! was er geen directe aanleiding, maar ging het organischer. In 2010 hebben we namelijk een kleinere presentatie met werken over dieren gehouden in het oude Groninger Museum aan de Praediniussingel, waar nu Minerva zit. Het monster van David Linares, dat nu op de poster staat, stond daar toen ook al. Mijn collega’s, vooral in het depot, zagen hoeveel interessante werken er nog meer waren en dachten: “we moeten dit eigenlijk op veel grotere schaal gaan laten zien.” Het idee is toen aangedragen door mijn collega Jenny Kloostra, hoofd van de afdeling Collecties. Ik had het geluk haar te mogen assisteren met het inventariseren van wat er allemaal was, en wat we daarmee konden doen. Wat hebben we nog niet zo vaak laten zien, bijvoorbeeld, en wat mag er niet ontbreken?

Hoe kom je er eigenlijk achter wat er allemaal in de vaste collectie zit, en hoe bekend ben je met de collectie als conservator?

Iedere conservator heeft zijn of haar eigen specialisatie. De conservator doet onderzoek naar de collectie, maakt tentoonstellingen en verwerft ook nieuwe stukken. Zeker als je hier al langere tijd werkt, heb je dus wel een aardig beeld van wat er is. Maar voor mij als conservator in opleiding is de collectie nog vrij nieuw, dus dit was een fantastisch project om meer kennis op te doen over wat er allemaal in zit. Voor Grrrom! zijn we eerst in onze collectiedatabase gaan kijken. Ik heb kriskras op allerlei dieren gezocht, en daar kwam een voorlopige longlist uit van 500 ‘depotdieren’. Maar nog niet alle objecten in de collectie zijn gefotografeerd. Dan moet je naar het depot om te kijken wat het is, en óf het iets is. Soms blijken objecten dan veel groter of juist veel kleiner te zijn dan je dacht. Er staan natuurlijk wel maten in de database, maar een heel concreet beeld geeft dat niet per se, dus dan kan je soms verrassingen aantreffen in het depot.

Oké, en dan heb je dus een enorme lijst met 500 dieren. Hoe ga je vervolgens keuzes maken?

Dat was denk ik wel de grootste uitdaging – een selectie maken uit die mooie collectie van dieren de we aanvankelijk hadden verzameld. We wilden zoveel mogelijk dieren van stal halen en onze brede collectie laten zien, maar hoe groepeer je dat zodat het niet een omgevallen kaartenbak is en zodat mensen met plezier door de tentoonstelling lopen?
       Je zit steeds te puzzelen met de ruimtes die je hebt en de objecten die je wilt laten zien. We zijn met andere conservatoren om de tafel gaan zitten om te kijken wat voor thema’s we konden laten zien. Er zijn veel mogelijkheden, maar je moet ook rekening houden met esthetische en praktische zaken. Je kunt bijvoorbeeld alle werken met koeien naast elkaar hangen, maar als je een groot twintigste-eeuws doek naast een veel kleiner doek van de negentiende-eeuwse schilder Otto Eerelman hangt, dan valt dat laatste eigenlijk heel snel in het niet. En je wilt wel de kracht van de werken zelf laten zien. Een praktische dimensie waar je aan moet denken is bijvoorbeeld het licht. Zo is in de eerste zaal van de tentoonstelling het licht iets feller dan in de tweede, en dat heeft ermee te maken dat in die tweede zaal werken op papier hangen, die minder licht kunnen verdragen.
       Zo denkend kom je dan tot een eerste ontwerp, waarin we alles per zaal hebben uitgedacht. Daar heb je het dan met elkaar over. Het kan zijn dat je daarna toch nog weer moet schuiven. Zo kom je steeds verder, net zo lang tot het voor je gevoel klopt.

Het werk is zelfs per zaal heel divers. Hoe creëer je dan inhoudelijke samenhang tussen de werken voor bezoekers?

Normaal werken we vaak met zaaltitels, maar dat was nu inderdaad lastig met 206 verschillende werken. Daarom kwamen we op het idee om zaalvragen te stellen, zoals “Waar komen wij vandaan?” of “Is dit het einde?” om kijkers te prikkelen en om stof tot nadenken of conversatie te geven. Er zijn ook werken die niet meteen een bekend dier weergeven, bijvoorbeeld. We wilden graag dat mensen met elkaar in discussie zouden gaan door te kijken. Wat betekent het dat dit wezen hier gecategoriseerd is als dier?

Heb je zelf nog een favoriet object?

Ik vind de olifant gemaakt van kogelvrije stof [Paul Perry, Body Armour, 1994] heel gaaf. Hij is al sinds de jaren ’90 in onze collectie, maar slechts één keer eerder tentoongesteld. Dat komt omdat hij best wel groot is en daardoor moeilijk te tonen. Veel collega’s hadden het werk nog nooit gezien – in het depot lag het opgevouwen in dozen. Dan is het dus wel echt een spannend object om te mogen laten zien.
       Ook hier zijn er weer praktische zaken waar je over na moet denken – zo hoort het stro onder de olifant bijvoorbeeld bij het werk. In de jaren ‘90 lag dat er los onder en moest het steeds weer met een bezem bij elkaar geveegd worden. Dat wilden we nu voorkomen. We zijn dus gaan bedenken hoe dat stro een beetje op zijn plek kon blijven. Uiteindelijk hebben we het vastgelijmd aan een kartonnen onderbord, en dat weer vastgeniet aan MDF-platen. Het werkt heel goed, maar af en toe werken we het nog wat bij; we hebben een zak stro op kantoor. Ook dat hoort dus bij het proces van concept tot tentoonstelling.

Grrrom! Een tentoonstelling met een staartje is nog tot 31 maart 2019 te zien in het Groninger Museum.

Tekst: Ruby de Vos

Foto’s: Lisa Jasperina Bommerson