Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Luuk Wilmering over zijn nieuwe project in Block C: “Ik geloof niet in het ultieme, geniale kunstwerk”

Hij was nog nooit in de bergen geweest, maar dat weerhield beeldend kunstenaar Luuk Wilmering (1957) er niet van om in zijn huidige werk het berglandschap centraal te stellen. Deze impuls is kenmerkend voor het geestige randje dat het klassieke landschapsgenre krijgt in Wilmerings tentoonstelling The Importance of Wandering in Galerie Block C. “Ik hou gewoon wel van een beetje pesten."

Wie Block C binnenloopt, ziet als eerste een kleine maquette van de galerie met daarin een enorme witte ijsberg. Bovenop staat een figuurtje met een verrekijker dat recht de expositieruimte inkijkt. De maquette roept direct vragen op die ook in de tentoonstelling centraal staan: hoe kijken wij eigenlijk naar berglandschappen? En hoe draagt kunst bij aan het vormen en het op scherp zetten van deze blik? In The Importance of Wandering onderzoekt Wilmering dit door met de grens tussen dwalen en verdwalen te spelen. Wilmering: “Ik bedoel dit letterlijk, maar ook in mentale zin, als voorwaarde om tot nieuwe denkbeelden en opvattingen te kunnen komen.”

Een zee van werken

Er is veel te zien in Block C, en zoals de veelvoud aan werken doet vermoeden, werkt Wilmering projectmatig. Voor hem betekent dit dat hij aan de hand van een bepaald gegeven een zee van werken maakt, die steeds een dialoog met elkaar aangaan. “Ik geloof niet zo in het ultieme, geniale kunstwerk,” vertelt Wilmering. “Ik vind het eigenlijk veel spannender om te kijken wat er tussen werken gebeurt, wat voor dwarsverbanden je kan leggen en wat voor spel je zo kan spelen.” 

In The Importance of Wandering is dat gegeven dus het berglandschap. De directe aanleiding hiervoor was Wilmerings bezoek aan een tentoonstelling in het Rijksmuseum met het werk van Hercules Seghers, een landschapschilder en -etser uit de zeventiende eeuw. Omdat Seghers een welgestelde vrouw had, en geen geld hoefde te verdienen met zijn werk, had hij de mogelijkheid om veel te experimenteren. Wilmering: “Die experimentele werkwijze, dat plezier om gewoon dingen uitproberen, daar herkende ik heel veel in. Dus toen dacht ik, laat ik eens kijken of ik ook landschappen kan maken met collage.” Bovendien was er nog een overeenkomst: Seghers schilderde zijn berglandschappen zonder ooit in de bergen te zijn geweest. “Dat sprak mij wel aan,” zegt Wilmering. “Ik was zelf ook nooit in de bergen geweest.”

Hoe langer je kijkt, hoe vreemder de beelden lijken te worden

Zo ging Wilmering aan de slag met een landschap dat hij eigenlijk voornamelijk uit beelden kende. In zijn werk bouwt hij zijn eigen berglandschappen, en die lijken vaak net niet helemaal lijken te kloppen. Wat van een afstandje misschien een ietwat nostalgisch zwart-wit berglandschap lijkt, blijkt van dichtbij uit meerdere foto’s te zijn opgebouwd, verzameld uit oude boeken over bergfotografie. Hoe langer je kijkt, hoe vreemder de beelden lijken te worden, waarbij je steeds weer nieuwe lagen en details ontdekt. Wilmering: “Ik vind het leuk om een spel te spelen met verleiding, waarbij je op het verkeerde been wordt gezet. In eerdere projecten deed ik dat heel hard: dan werd je verleid of uitgenodigd om te kijken, maar dan zag je een heel confronterend beeld. In The Importance of Wandering is dat wat vervreemd minder benoembaar, maar er zitten allemaal kleine verwijzingen in.”

Er zit iets plagerigs in Wilmerings werk, en een al te serieuze blik wordt met plezier afgestraft, zoals in zijn nieuwe kunstenaarsboek, ook The Importance of Wandering genaamd. Hierin keren de collages weer terug, vergezeld door korte, ietwat willekeurige zinnetjes die Wilmering heeft gesneden uit wat hij een ‘bergboek’ noemt. “Dit zijn allemaal teksten die nergens over gaan. Ze lijken heel betekenisvol, maar dat zijn ze, geïsoleerd uit hun context, niet meer. Ik hou eigenlijk gewoon wel van een beetje pesten,” is Wilmerings laconieke conclusie.

“Ik vind het leuk om een spel te spelen met verleiding, waarbij je op het verkeerde been wordt gezet."

Kunst op hondenhoogte

Die combinatie van droge humor, een weerstand tegen pretentie en een uitnodiging tot actief kijken is terug te zien in de inrichting van de tentoonstelling in Block C. Mountain Diary, een serie van collages, hangt bijvoorbeeld ter hoogte van mijn middel. Aanvankelijk kijk ik erop neer, daarna ga ik door mijn knieën, maar een onbewuste manier van kijken is hoe dan ook niet mogelijk. Opzettelijk, aldus Wilmering: “Ik heb ooit eens gehoord over een tentoonstelling van Dieter Roth en Richard Hamilton in het Haagse Gemeentemuseum waarbij al het werk op hondenhoogte werd gehangen, vanwege een hond die de hele tijd in hun studio zat. Dat vond ik echt briljant, en het is ook iets waar ik zelf veel mee bezig ben: hoe kan je een publiek fris laten kijken naar je werk? Daarom doe ik graag dit soort experimenten bij het inrichten, want daar kan ik weer verder mee in toekomstig werk.”

Mistig uitzicht

Uiteindelijk besloot Wilmering zelf de bergen in te gaan. Dit bleek moeilijker dan verwacht: in Schotland mochten hij en zijn dochter de berg niet op, omdat het weer zo heftig was dat er de kans bestond dat ze gewoon van de berg afgeblazen zouden worden. “Toen ben ik maar naar Zwitserland gegaan. Alleen kwam ik daar direct in een hele dichte mist terecht en kon ik geen hand voor ogen zien.” Net als voor de bezoeker van The Importance of Wandering was voor Wilmering het berglandschap ironisch genoeg net niet helemaal scherp te krijgen.  

The Importance of Wandering is tot en met 22 februari te zien in Galerie Block C.

Tekst: Ruby de Vos
Beeld: Sander van der Bij