Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Kunst kijken

Leven en werken in de Biotoop

Door: Franciska de Beer, 25 mei 2017

Het wordt beschreven als een creatieve broedplek, een kunstenaarscommune, een bakermat voor innovatieve kunst. De Biotoop in Haren, wat is het nu eigenlijk? Tijdens de open dag van de Biotoop op een zonnige zondagmiddag nam Kunstspot, samen met zo’n 1800 anderen, een kijkje in het oude universiteitsgebouw vol creatieve geesten.

In het pittoreske Haren staat een oud, enigszins vervallen, betonnen gebouw dat door bomen en struiken wordt omringd. Vroeger was het gebouw het onderkomen van het Biologisch Centrum van de Rijksuniversiteit Groningen, en werden er colleges gegeven en experimenten uitgevoerd. Tegenwoordig wonen en werken er meer dan 300 mensen in de zeven vleugels die het complex omvat, in totaal zo’n 30.000 (!) m2 aan ruimte. In drie vleugels zijn werkplaatsen, ateliers en studio’s te vinden waar kunstenaars, ontwerpers, muzikanten, architecten, meubelmakers en andere creatievelingen hun discipline en ambacht in alle rust kunnen beoefenen.

Van bioloog naar Biotoop

Ondanks de komst van deze kunstenaars en ambachtslieden zijn de sporen van het universitaire verleden in de eindeloze gangenstelsels van het gebouw nog overal zichtbaar: oude collegezalen, labeltjes op planken die aangeven dat daar ooit natuurkundige instrumenten hebben gestaan en een penetrante lucht die doet denken aan het handenarbeidlokaal. Je voelt dat op deze plek met bloed, zweet en tranen wetenschappelijk onderzoek is bedreven, waar men men trachtte de antwoorden op ingewikkelde levensvragen te vinden. Nu is het een plek waar niet de biologen, maar de ingezetenen van de Biotoop deze kwesties aan een analyse onderwerpen. Zo zijn er makers die hun blik naar binnen richten, het eigen medium bevragen of juist kijken hoe creaties in de wereld buiten de muren van de Biotoop vorm kunnen krijgen. We bezochten drie kunstenaars met elk hun eigen onderzoeksgebied.

Het onbewuste maakproces van Kroese

Aan het einde van een lange smalle gang, die ergens naar zoete zeepjes ruikt, vind je een opgeruimd, huiselijk atelier. Aan de wanden hangen schilderijen en collages, voor het raam hangen twee grote planten en in het midden van de ruimte staat een houten tafel op een Perzisch tapijt. In een stellingkast staan de schilderijen op een rij, netjes ingepakt in bubbeltjesplastic. Ondanks alle orde en netheid zijn de sporen van het kunstenaarschap van beeldend kunstenaar Gabrielle Kroese (1963) nog goed zichtbaar. De vloer is bespat met verfspetters en er hangt een oude versleten schildersjas, eveneens voorzien van een gekleurd stippenprint.

Kroese begint haar maakproces met een zoektocht naar beelden die haar persoonlijke voorkeuren weergeven: “Ik knip foto’s uit tijdschriften en kranten die me aanspreken en plak ze in een plakboek.” Vervolgens bladert ze door het boek heen en kijkt wat ze voor haar schilderijen en collages wil gebruiken. “Dit proces gaat eigenlijk heel onbewust, het gaat gewoon op gevoel.” Het onbewust opslaan van bepaalde beelden en het kiezen van aansprekende beelden is voor Kroese een belangrijk aspect in haar werk: “We leven in zo’n beeldenwereld, iedereen onthoudt weer andere beelden. Met mijn blik op de beelden laat ik mijn eigen werkelijkheid zien”. Met acryl op canvas, installaties en papieren collages geeft Kroese ons inzicht in haar zoektocht naar beelden die beklijven en betekenis geven: “Beelden creëren onze realiteit, dat vind ik erg interessant.” Opvallend is dat de gemene deler van deze samengestelde collectie van voorstellingen bijna allemaal draait om de mens en de natuur, die Kroese vaak combineert met felle kleurvlakken van perspex of acryl. Het werk van Kroese aan de wanden van het atelier zijn door de intieme setting een surrealistisch en samenhangend geheel geworden.

Verschoors Victoriaanse foto’s

Iets minder intiem, maar niet minder persoonlijk, is de chaotische werkruimte van fotograaf Arjan Verschoor (1967). Wat vroeger een natuurkundelokaal moet zijn geweest, te oordelen aan de gaskraantjes, douche en labeltjes op de planken, biedt nu ruimte aan een grote witte tafel, planken vol met oude camera’s, hoge zwarte schermen en een aparte werkruimte.

Pièce de résistance is een gigantische houten camera uit 1900, waarmee Verschoor portretfoto’s maakt: “Een oude vrouw belde ons op en zei dat ze op zolder een camera had staan. Als ik hielp met opruimen van de zolder, mocht ik hem zo meenemen”. Vlakbij staat een wand vol Victoriaans uitziende zwart-wit foto’s, allemaal gemaakt met de ouderwetse camera. Het is moeilijk te geloven dat de geportretteerden waarschijnlijk (nog) gewoon allemaal in Groningen rondlopen.   

Toch wordt er in deze ruimte, net zoals vroeger, (voorzichtig) gespeeld met chemicaliën en licht. Er is namelijk een volledig toegeruste donkere kamer in de studio van Verschoor te vinden. De fotograaf wil graag laten zien dat de camera als instrument geduld en aandacht verdiend en geeft dan ook graag workshops aan jongeren. In een wereld vol selfies en mappen gevuld met digitale foto’s, is twee seconden stilzitten voor een houten doos opeens een hele beleving. Door ‘old-school selfies’ te maken en samen te ontwikkelen in de doka hoopt Verschoor jongeren de historie en ambacht van het medium fotografie bij te brengen.

Design op maat door Rood

Het contrast tussen Verschoors chaotische natuurkundelokaal en het opgeruimde atelier van Melvin Rood (1980) kon moeilijk groter zijn. In een oud technieklokaal dat uitkijkt op een met onkruid begroeide binnenplaats maakt Rood strakke, minimalistische designmeubelen van hout en staal. In zijn werk geldt het devies ‘form follows function’ en stelt Rood de wensen van zijn klanten voorop: “Ik hou niet van grote, massale projecten. Ik hou het graag kleinschalig en lokaal. Ook de materialen zijn zo duurzaam mogelijk.” De meubelmaker ontwerpt zelf en ook de uitvoering neemt hij voor zijn rekening.

Tijdens het gehele maakproces voert Rood gesprekken met klanten over het ontwerp, waardoor zijn werk erg sociaal is. “Soms werk ik wel 12 weken aan een project, dan kom ik bij de klanten thuis en zij hier in de werkplaats. Dan krijg je wel een persoonlijke band met de mensen.” De persoonlijke sfeer wordt nog eens versterkt door het feit dat Rood met zijn gezin eveneens op het terrein van de Biotoop woont. “Het is echt een dorpje hier, er worden zelfs baby’s geboren en laatst was er iemand overleden.” Zijn vrouw, die naast hem staat, knikt instemmend: “Ja, we moeten er echt aan denken dat we ‘buiten de hekken komen’, zoals ze dat hier noemen.”

Dorp-in-een-dorp

Na het bezoek aan de Biotoop is alvast één ding duidelijk: het voormalig Biologisch Centrum is nog steeds een plek om heersende beelden te bevragen en vastgeroeste visies te onderzoeken. Hierbij worden alleen geen natuurkundige normen of wiskundige wetten meer ingezet, maar juist een verscheidenheid aan creatieve materialen, specialismen en ervaringen. De diverse benaderingen van de creatievelingen en de vredige rust die uitgaat van dit dorp-in-een-dorp vormen samen een ideale combinatie, zowel voor inwoners, bewoners als bezoekers.