Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Interview

Interview | Wouter van der Laan, winnaar van het George Verberg Stipendium 2017

Door: Philip Rozema, 29 januari 2018

Kunstenaar Wouter van der Laan (1993) was er vroeg bij. Al op zijn dertiende won hij een schilderwedstrijd geïnspireerd op Rembrandt. Sindsdien heeft zijn werk in het Bonnefantenmuseum en op de kunstbeurs Art Rotterdam gehangen. Vorige week won hij het George Verberg Stipendium, een bedrag van 10.000 waarmee hij al reizend tot een kunstwerk komt. Kunstspot ging langs bij zijn studio in Groningen.

“Het is wel grappig dat je die Rembrandtprijs noemt. Ik was dertien jaar en begon met schilderen. Ik vond het eerst heel fijn om heel klassiek portretjes te schilderen. Toen won ik die prijs en dacht ik: dit wordt ‘m, ik ga schilderen. Daar ben ik ook vol voor gegaan.”

Hoe komt een dertienjarige aan een passie voor Rembrandt?

“Ik was veel bezig met tekenen, ook met portrettekenen. En Rembrandt was gewoon heel erg goed.”

Laat ik het zo zeggen: hoe komt een dertienjarige aan het tekenen en schilderen?

Wouter lacht. “Ik deed het en ik werd heel erg gestimuleerd om dat te blijven doen. Men vond dat ik het goed kon, en dan blijf je dat ook doen. Het had ook te maken met prestige: ik zag hoe goed Rembrandt was en dat wilde ik ook kunnen. En ik had ergens het zelfvertrouwen om dat dan ook maar te proberen. Ik heb die technische kennis en kunde natuurlijk nooit behaald. Maar zo is wel kunst in mijn leven gekomen.”

Je gebruikt wel heel veel verschillende technieken. Hoe ben je erbij gekomen om dat te doen?

“Ik begon als klassieke schilder, met de focus op de techniek. Maar die techniek werd uitgebreid. Ik zag allerlei mensen om me heen die niet met olieverf maar met spuitverf of acrylverf bezig waren. Daar werden vervolgens allerlei stijlperiodes aan verbonden. Ik zag dat er zoveel mogelijkheden zijn, zoveel dingen die ik kan doen, zoveel dingen die ook al zijn gedaan. Wat doe ik dan? Wat wil ik daarmee doen? Waar ga ik het over hebben? Echte basisvragen die je hebt in de studio: wat nu. Heel lang heb ik daar niet echt een antwoord op kunnen hebben, want wat kan ik nog toevoegen aan de gigantische kunstgeschiedenis die er al is? Kan ik op een manier werken waarbij ik bezig kan blijven, zonder dat ik me te veel focus op één ding?

"Ik zag hoe goed Rembrandt was en dat wilde ik ook kunnen."

“Toen ben ik allerlei kleine dingetjes gaan doen. Simpele handelingen zoals verfkwaststreken en het zagen van hout. Die bouwen weer op tot een berg, waar ik dingen uithaal om weer nieuw materiaal mee te maken, dat zich weer bij een andere berg voegt. Daarom laat ik ook steeds mijn studio zien bij grote exposities. Ik wil gewoon alle inhoud laten zien, die hele berg aan materiaal: van tubes verf tot onbeschilderd hout. Bij elke expositie maak ik daar ter plekke weer nieuwe combinaties mee. Ik probeer constant opnieuw te reorganiseren en er weer nieuwe dingen uit te halen.”

Wat ga je doen met het stipendium?

“Wat ik in mijn studio vaak heb gedaan, is associëren op basis van materiaal. Maar voor het stipendium wil ik meer op basis van de inhoudelijke associaties werken. In plaats van dat mijn materiaal een stuk hout is, is het materiaal een stuk geschiedenis. Het wordt een groeiend web aan verbindingen. Ik heb hier een geschiedenis van het gebouw, hier van George Verberg, hier locaties van de kunstenaars. Die losse lijnen ga ik proberen met elkaar te vervlechten. Er zijn al fragmenten van geschiedenissen die met elkaar aan het overlappen zijn, dus er ontstaat al een logica. Uiteindelijk worden dat schilderijen of collages van beelden waar bijvoorbeeld weer omheen gebouwd gaat worden.”

Wanneer is een kunstwerk geslaagd?

“Het is nooit af. Het groeit constant door. Als ik een werk laat zien dan staat het even stil.”

Ben je snel tevreden over een werk?

“Nee.” Na diep nadenken: “Vaak ben ik lang bezig met een werk en is het moeilijk te herkennen wanneer het af is.” Wouter wijst naar een van zijn werken. “Dit is af. Maar dat betekent niet dat het niet meer terug kan komen in een ander werk.”

Is dat een kwelling?

“Ja, ergens wel. Op een beurs als Art Rotterdam merk ik dat mensen graag één werk willen zien. Tegelijkertijd probeer ik daar werken te laten zien die elkaar horen. Mensen vinden het fijner om naar een werk te kijken met het idee dat het op zichzelf staat. Dat ze niet al die werken hoeven te kopen, bij wijze van spreken. Ik zoek naar een oplossing voor hoe ik toch één werk kan hebben, terwijl het ook kan bestaan in een soort geheel.”

Het stipendium is internationaal georiënteerd. Kijk je verder dan Nederland op dit moment?

“Ja, zeker. Ik ben ook allerlei residenties aan het aanschrijven om daar projecten te doen. Nederland is natuurlijk een super fijn en mooi land. Maar het is wel klein en ik merk dat het kunstcircuit heel erg op Amsterdam gefocust is. Ik ging met mijn opleiding naar New York en daar zag ik ineens dat het ook heel anders kan. Dat het nog groter is allemaal. Als het mogelijk is wil ik daar ook wel wortel schieten.”

Je wilt groter zijn de meeste kunstenaars in Nederland.

“Ja, die ambitie hebben we allemaal natuurlijk. Maar in eerste instantie ben ik lekker bezig hier en zie ik wel waar het heengaat. Mocht ik op de Rijksacademie aangenomen worden, dan zou ik dat gelijk doen. Maar zo niet, dan blijf ik lekker in Groningen.”

Wat geeft je voldoening?

“De nieuwe impulsen en de nieuwe technieken die me aangereikt worden, ook voor de geschiedenis waar ik me bij het stipendium mee bezig houd. Ik ben heel erg op zoek naar hoe ik mezelf kan triggeren om op een nieuwe manier over mijn werk na te denken. Weer iets anders te proberen, nieuwe technieken, nieuwe media misschien zelfs.

“Ik had laatst een project in een oude bloemenwinkel hier in Groningen. De architectuur van dat gebouw was zo gemaakt dat mensen heel goed samen konden komen, er zat een soort socialistische ideologie in. Zo zat er een breiclub in een van die gemeenschappelijke ruimtes. Dus dacht ik: ik ga er langs om te kijken of ze me kunnen leren breien. En dat hebben ze gedaan. Het breisel dat ik daar maakte heb ik weer gebruikt voor een schilderij.”

Wat zorgt ervoor dat je iedere dag weer opstaat en kunst gaat maken?

“Deadlines. Maar ook de wil om me verder te ontwikkelen. Elk jaar wil ik iets van progressie maken. En elk jaar maak ik een balans op van hoe mijn werk veranderd is en of ik daar blij mee ben of niet. Dat zijn dingen waar ik mijn bed voor uit kom: ik moet vérder.”