Naar inhoud

Hier een cookie tekst met verwijzing naar de cookies pagina.

Kunst kijken

Ik keek een half uur naar het Groninger Museum en dit is wat ik zag

Door: Dinnis van Dijken, 30 oktober 2019

Het is inmiddels algemeen bekend dat mensen niet al te lang blijven stilstaan voor een kunstwerk; gemiddeld kijken we 15 tot 30 seconden. Maar wat zien en denken we als we als we er wat langer voor gaan zitten? Omdat het gebouw van het Groninger Museum dit jaar 25 jaar is geworden, gingen we voor de verandering in plaats van voor een kunstwerk in het museum zitten, op een koude oktoberdag ruim een half uur buiten het museum doorbrengen.

Met architectuur is het meestal net zo als met de kunst; iedereen heeft er een mening over. Het gebouw van het Groninger Museum vormt daar geen uitzondering op. Op zijn zachts gezegd zijn de meningen behoorlijk divers en vooral verdeeld in twee kampen; you love it or you hate it. Toch val ik in geen van beide categorieën; voor mij is het Groninger Museum een twijfelgeval. Wat ik paradoxaal genoeg meteen een goed punt vind. Waarom? Omdat twijfelgevallen een veel interessanter discussie geven doordat het ons dwingt om veel preciezer te gaan nadenken en te articuleren over waarom we iets denken te vinden of menen te denken.

Ten eerste is het Groninger Museum natuurlijk een imposant gebouw en uniek in zijn soort. Het is dominant aanwezig in het stadsgezicht en vormt de toegang tot de stad vanaf het Centraal Station. Het aantal mensen dat dagelijks van de brug gebruik maakt is duizelingwekkend en ik betwijfel of velen het doorhebben dat ze zich bovenop een museum bevinden. Daarbij is het een typisch voorbeeld van postmodernistische architectuur. Zelf moet ik bekennen dat ik er nooit zo’n belangstelling voor heb gehad, maar ik ken veel architectuurstudenten uit het buitenland die mij feilloos konden vertellen wie het Groninger Museum had ontworpen en waarom het zo’n bijzonder gebouw was, zonder dat ze überhaupt wisten waar Groningen lag. Dus hoe je het wendt of keert; het is een icoon. Zelfs als je het haat en verafschuwt, betekent dat alleen maar dat het gebouw het gepresteerd heeft om jouw aandacht te vangen en je gedwongen heeft om een mening te vormen. Wat al een hele prestatie is voor een gebouw.

Het is alsof je continue naar een maquette kijkt

Wat voor mij ook meespeelt is dat ik te jong ben om mij het vorige gebouw te herinneren. Het gebouw zoals het nu is, is voor mij vormend geweest in de manier waarop ik naar musea kijk. Toen ik opgroeide had ik de notie dat moderne kunst zich altijd in een dergelijk gebouw bevond. Dit is namelijk waar de grote (kunst)tentoonstellingen in de stad zijn en waren en waar ik een glimp kon opvangen van de grote kunstenaars uit de hele wereld. Ik kan mij eigenlijk ook niet inbeelden dat de stad Groningen zonder dit gebouw zou kunnen, het zou meteen het eigenzinnige dat kenmerkend is voor Groningen verliezen.

Desondanks moet ik zeggen dat het (ondanks zijn kleurrijke uiterlijk) vrij afstandelijk aandoet en is het moeilijk om zowel gevoelsmatig als daadwerkelijk dichtbij het gebouw te komen. Dit komt voornamelijk doordat het midden op het water is gebouwd, waardoor het merendeel van het gebouw altijd onbereikbaar blijft en je het alleen van een afstand kan aanschouwen. De enige optie om dichterbij te komen is om over de brug te lopen of door daadwerkelijk het gebouw binnen te gaan, maar dat is meteen weer een hele andere ervaring. Je ziet dan natuurlijk wel de architectuur terug, maar de binnenkant is ook een plek waar de architectuur zich voor tentoonstellingen leent en soms meer (en soms wat minder) naar de achtergrond treedt. Vanaf de buitenkant is het de architectuur die allesbepalend is en door de verschillende paviljoenen en bouwstijlen is er zoveel gaande dat je als toeschouwer er haast weinig over te zeggen hebt. Het is moeilijk om de intieme details te ontwaren en blijf je altijd maar naar het grote plaatje kijken. Het is alsof je continue naar een maquette kijkt. Alleen op de brug kan je bijvoorbeeld zien dat sommige kleine mozaïeken een paar tegeltjes missen.

Wat opvalt is dat als je vanaf de brug kijkt, afgezien van de ontstellende groene en ononderbroken laag eendenkroos, is dat je aandacht vooral naar één kant van het museum wordt getrokken en dat het De Lucchi-paviljoen en het Starck-paviljoen veel te sober zijn in vergelijking met de rest. Continue gaat mijn blik naar het bombastische gedeelte en vergeet ik vaak dat er het andere stuk er óók bij hoort. Hierin ligt voor mij ook het antwoord op waarom het zo moeilijk is om één mening over het gebouw te vormen, namelijk omdat het totaal geen homogeen geheel is. Om écht een mening te vormen heb je meer informatie nodig (wat trouwens aan de weerzijden van de slagbomen wordt verschaft dankzij twee stalen plaquettes) en moet je dingen gaan opdelen en analyseren. Want in tegenstelling tot de meeste gebouwen is elk onderdeel hier weer een volledige andere benadering binnen de architectuur zelf; waardoor elke andere paviljoen weer een andere benadering vanuit de toeschouwer vereist. Zo verwijst het Lucchi paviljoen vooral naar de historie van de plek en naar de collectie die in het paviljoen huist, terwijl het Coop Himmelb(l)au paviljoen een sculptuur op zich is en volledig afwijkt van de manier waarop de andere architecten met de architectuur zelf omgaan. Het is niet één visie, maar je hebt met meerdere, volledig afwijkende visies en stijlen te maken.

Dit is ook precies wat het gebouw van het Groninger Museum voor mij zo interessant maakt, het is niet zo makkelijk om klakkeloos te zeggen wat je ervan vindt. Het dwingt je om verder te kijken en dieper na te denken. Wat ook redelijk aansluit op het tentoonstellingsbeleid van het Groninger Museum zelf; het daagt uit is en het is eigenzinnig. Wat dat betreft hadden ze zich geen beter gebouw kunnen wensen.


Tekst: Dinnis van Dijken
Beeld: Ana Lecocq